Bestuurdersaansprakelijkheid
Primaire taak van de bestuurder is het besturen van de vennootschap. Bij het uitoefenen van deze taak dient een bestuurder te handelen in het belang van de vennootschap. Hoewel het bestuur berust bij de bestuurders gezamenlijk, is iedere bestuurder in beginsel afzonderlijk voor zijn aandeel in het bestuur en dus in het beleid van de vennootschap verantwoordelijk.
De wet omschrijft in algemene termen waaraan een goed bestuurder moet voldoen: ‘elke bestuurder is tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak’. Daarnaast bepaalt artikel 2:10 BW, kort gezegd, dat de bestuurder zorg dient te dragen voor een goede administratie.
Aansprakelijkheid ten opzichte van de vennootschap/rechtspersoon
Bij het niet goed nakomen van deze verplichtingen kan de vennootschap de bestuurder aansprakelijk houden voor de schade die daaruit voortvloeit (de zogenaamde interne bestuursaansprakelijkheid). Om de vraag te beantwoorden of een bestuurder zijn taak niet naar behoren heeft uitgeoefend zal bekeken moeten worden of de verrichte handelingen, of het niet verrichten van bepaalde handelingen, op dat moment als een onbehoorlijke taakvervulling moet worden beschouwd. Dit zal aan de hand van alle feiten en omstandigheden moeten worden beoordeeld.
Externe bestuurdersaansprakelijkheid
Naast de hiervoor bedoelde interne aansprakelijkheid kan een commissaris (klik hier voor commissarissen) of een bestuurder (alsmede ook een feitelijk leidinggevende) aansprakelijk worden gesteld door een ander dan de vennootschap waarvan hij/zij bestuurder is, de zogenaamde externe bestuurdersaansprakelijkheid. Het uitgangspunt is dat handelen of nalaten van een bestuurder toegerekend worden aan de vennootschap. Een bestuurder kan echter onder omstandigheden ook persoonlijk aansprakelijk worden gehouden naast of in de plaats van de vennootschap.
Externe bestuurdersaansprakelijkheid; ten opzichte van schuldeiseres/curator
Er bestaat een aantal wettelijke bepalingen dat direct de externe aansprakelijkheid van bestuurders regelt. Een belangrijke bepaling is artikel 2:138/248 BW, dat bepaalt dat bestuurders bij een faillissement in beginsel hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort van de boedel, indien het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De onbehoorlijke taakvervulling hoeft dus niet de enige oorzaak te zijn van het faillissement. De vordering kan alleen door de curator worden ingesteld, na daartoe te zijn gematigd door de rechter-commissaris.
Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur dient te rechter alle ter zake dienende omstandigheden van geval in onderling verband en samenhang in zijn beoordeling te betrekken. Van onbehoorlijk bestuur is kort gezegd sprake als geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden zo gehandeld zou hebben.
Alvorens een bestuurder op grond van onbehoorlijk bestuur met succes aangesproken kan worden, moet de bestuurder behoorlijke steken hebben laten vallen. Een rechter zal namelijk een bestuurder niet op lichte gronden persoonlijk aansprakelijk stellen voor het feit dat schuldeisers niet voldaan kunnen worden. Echter, indien geoordeeld wordt dat er sprake is geweest van onbehoorlijk bestuur, kunnen de gevolgen voor een bestuurder verstrekkend zijn en diep ingrijpen in zijn bestaan. Op grond van voornoemd artikel 2:248 BW is in geval van faillissement het bestuur aansprakelijk voor het gehele tekort. Dat betekent alle schulden voorzover die niet voldaan kunnen worden.
Externe bestuurdersaansprakelijkheid; secundaire aansprakelijkheid
Indien de vennootschap als primaire dader onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van een derde, kan ook de bestuurder als secundaire dader aansprakelijk zijn voor de schade. Hiervoor dient vastgesteld te worden dat aan een bestuurder persoonlijk kan worden verweten dat hij onrechtmatig jegens de derde heeft gehandeld.
Uit de jurisprudentie blijkt dat er grofweg twee hoofdcategorieën van aansprakelijkheid van bestuurders op grond van onrechtmatige daad zijn te onderscheiden. Dat is allereerst de situatie waarbij een bestuurder de vennootschap lichtvaardig heeft verbonden. In de tweede plaats betreft dit de gevallen waarin de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap zijn verplichtingen niet nakomt.
Alléén in het geval dat aan de bestuurder een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt, kan aangenomen worden dat de bestuurder jegens een derde aansprakelijk is uit onrechtmatige daad. Dit geldt als een verhoogde drempel ten opzichte van een ‘normale’ onrechtmatige daad.
Bewijslast
Belangrijk aspect bij bestuursaansprakelijkheidskwesties is de verdeling van de bewijslast. Door de wijze waarop die in de wet vorm is gegeven, kan een bestuurder, bijvoorbeeld in geval de jaarrekening niet tijdig is gepubliceerd, in een zeer lastige bewijspositie komen te verkeren.
Hoewel op basis van de rechtspraak nog steeds een streng criterium wordt gehanteerd bij de beantwoording van de vraag of er sprake is onbehoorlijk bestuur, worden vele bestuurders geconfronteerd met curatoren en individuele schuldeisers die bestuurders verwijten zich schuldig te hebben gemaakt aan onbehoorlijk bestuur.
Overigens kunnen ook bestuurders van verenigingen of stichtingen als bestuurder aansprakelijk worden gesteld. Alvorens u ergens als bestuurder in stapt, dient u zich derhalve goed van deze risico’s te vergewissen. Het is mogelijk om zich tegen risico’s te verzekeren.
Aansprakelijkheid op grond van de invorderingswet
Naast de bestuursaansprakelijkheid kan een bestuurder op basis van de Invorderingswet onder bepaalde omstandigheden aansprakelijk worden gehouden voor niet betaalde belastingschulden en op grond van de Wet bedrijfspensioenfondsen voor niet betaalde pensioenpremies aan een bedrijfstakpensioenfonds. Deze aansprakelijkheid is veelal te voorkomen door het tijdig melden van betalingsonmacht.
Wat kunnen de advocaten van Delissen Martens voor u betekenen?
De advocaten van Delissen Martens kunnen u adviseren over hoe u risico’s op aansprakelijkheid zo mogelijk voorkomt, beperkt of afwentelt.
Daarnaast kunnen wij u bijstaan bij discussie en onderhandelingen met de curator of schuldeisers indien u aansprakelijk wordt gesteld in uw hoedanigheid van bestuurder en, indien het uiteindelijk tot een procedure komt, als uw advocaat in een procedure.
Tot slot kunnen wij, indien u als schuldeiser meent dat u benadeeld bent door het handelen van een bestuur van een vennootschap of andere rechtspersoon, voor u beoordelen wat de mogelijkheden zijn om een bestuurder aan te spreken voor de als gevolg daarvan door u geleden schade.