Zieke emigrant die overlijdt in Nederland woonde in Nederland, erfbelasting verschuldigd
Een geëmigreerde Nederlander was wegens ziekte teruggekomen naar Nederland. Vervolgens overleed hij ook in Nederland. De vraag was of wel of geen erfbelasting betaald moest worden. Omdat de man sinds zijn ziekte nog maar één keer kort terug was geweest naar zijn huis in Spanje en door ziekte niet meer in staat was om Nederland te verlaten, vond de rechter dat de man in Nederland woonde en dus Nederlandse erfbelasting was verschuldigd. Met een beetje pech moeten de erfgenamen echter ook in Spanje nog erfbelasting betalen. Een dubbele fiscale woonplaats is iets wat men moet proberen te voorkomen.
Voor mensen met huizen in verschillende landen is het fiscaal vaak de vraag waar zij wonen. Als zij bijvoorbeeld altijd in Nederland zijn en voor de vakantie in hun buitenlandse huis, speelt dat niet: die mensen wonen dan in Nederland. Maar de world traveler die regelmatig al zijn buitenlandse huizen bezoekt en daar ook enkele maanden woont, levert fiscaal meer vragen op. De fiscale woonplaats is lang niet altijd eenvoudig te bepalen. Bovendien kan het zo zijn dat het ene land vindt dat iemand daar woont en dat het andere land land daarentegen dat de woonplaats juist in dat andere land is. Als tussen die landen een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting is afgesloten, kan die dubbele woonplaats en de daaruit vaak voortvloeiende dubbele belastingheffing worden voorkomen of verminderd, maar zonder zo’n verdrag kunnen ongewenste effecten ontstaan. Helaas bestaan dergelijke verdragen wel voor de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting, maar voor de erfbelasting zijn dergelijke verdragen zeldzaam. Dat betekent dat bij emigratie naar een land waarmee Nederland geen successierechtverdrag heeft, dubbele heffing van erfbelasting in het verschiet ligt. Uiteraard is dat onwenselijk.
In de zaak die het hier betrof, is de man in 1989 geëmigreerd naar Spanje. Daar woonde hij met zijn vrouw in een eigen woning. In 2010 werd de man ziek en kozen zij er voor om in Nederland te herstellen. In Nederland werd een appartement gehuurd waar zij verbleven. Zij schreven zich in in de GBA, maar schreven zich in Spanje niet uit. De huurovereenkomst voor het Nederlandse appartement liep een jaar met mogelijkheid van verlenging. Bij overlijden van de man binnen een jaar bestond de mogelijkheid intern te verhuizen naar een kleiner appartement. In de aangifte inkomstenbelasting gaf de man aan een deel van het jaar in Spanje te hebben gewoond. Misschien zou het beter zijn geweest indien was aangegeven dat men nog steeds in Spanje woonde en alleen tijdelijk hier in Nederland verbleef. In ieder geval volgt uit die aangifte al de indruk dat de woonplaats naar Nederland is verplaatst. De man was met zijn zoon nog slechts enkele weken naar Spanje gegaan en fysiek niet meer in staat om nog een keer te gaan. Vast staat dat de Spaanse fiscus meende dat de man in Spanje is blijven wonen en daar ook nog woonde toen hij overleed. De rechtbank concludeerde op basis van de aangifte inkomstenbelasting, de aanwezigheid van de huurovereenkomst en het feit dat de man nauwelijks meer terug was geweest en ook niet meer terug kon naar Spanje dat hij in Nederland woonde. Dat daardoor dubbele heffing ontstond, deed daar volgens de rechtbank niet aan af. Op zich is dit uiteraard een bijzondere casus. Ook bijzonder is dat in een min of meer vergelijkbaar geval het oordeel anders uitviel. Zie daartoe: Fysieke gesteldheid medebepalend voor fiscale woonplaats. Kortom, de presentatie van de feiten is zeer bepalend voor de uitkomst van de procedure.