Wijzigen van huwelijkse voorwaarden kort voor overlijden om erfbelasting te besparen.
Erfbelasting wordt berekend over al hetgeen iemand krachtens erfrecht krijgt. Om vast te kunnen stellen wat iemand krachtens erfrecht verkrijgt van iemand die gehuwd was (of een geregistreerd partnerschap was aangegaan) is ook van belang vast te stellen welke aanspraak de langstlevende echtgenoot toekomt uit hoofde van het huwelijksvermogensrecht. Immers wat de echtgeno(o)t(e) van de overledene verkrijgt uit hoofde van het huwelijksvermogensrecht, is niet een verkrijging krachtens erfrecht en over dat deel is dan ook geen erfbelasting verschuldigd. Door het opstellen van huwelijkse voorwaarden bij het aangaan van een huwelijk of door wijziging van de huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk, kan daardoor erfbelasting worden bespaard.
In een situatie waarover de Hoge Raad recent een uitspraak heeft gedaan (ECLI:NL:HR:2024:239)1, was aan de orde de vraag of als gevolg van wijziging van de huwelijkse voorwaarden sprake was van een schenking, dan wel van een zogenaamde fictief erfrechtelijke verkrijging, dan wel moest worden belast met erfbelasting dan wel schenkbelasting, omdat sprake zou zijn van niet toelaatbaar handelen in strijd met doel en strekking van de wet, alleen om belasting te besparen (fraus legis).
De situatie waar de Hoge Raad een oordeel over moest vellen was als volgt. Een man en een vrouw traden nadat zij al een relatie hadden van drieëndertig jaar in 2015 in het huwelijk en wel in gemeenschap van goederen. Op 19 oktober 2017 gaan de man en vrouw huwelijkse voorwaarden aan. In deze huwelijkse voorwaarden wordt bepaald dat de vrouw gerechtigd was tot 90% van alle bezittingen en de schulden en de man tot 10% van alle goederen.
De man overlijdt vervolgens op 9 december 2017, derhalve enkele maanden ná de wijziging van de huwelijkse voorwaarden. De belastinspecteur stelde zich op het standpunt dat de wijziging van de huwelijkse voorwaarden niet tot gevolg kon hebben dat er minder belasting verschuldigd was, dan zonder deze wijziging. De inspecteur was van oordeel dat de toename van 40% van de aanspraak van de vrouw op het vermogen als gevolg van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden op grond van het huwelijksvermogen een schenking was, dan wel dat er sprake was van een zogenaamde fictieve verkrijging, dan wel dat sprake was van zogenaamde fraus legis.
Uiteindelijk oordeelde de Hoge Raad in lijn met eerdere uitspraken dat er geen sprake was van een schenking noch van een fictieve erfrechtelijke verkrijging en dat niet op juiste gronden was vastgesteld dat er sprake was van fraus legis. De Hoge Raad geeft in zijn uitspraak een nadere uitwerking wanneer een wijziging van huwelijkse voorwaarden voorafgaand aan het overlijden van één van de partners, geacht wordt in strijd met doel en strekking van de wet te zijn.
Volgens de Hoge Raad kan het aangaan van huwelijkse voorwaarden tijdens het huwelijk in uitzonderlijke gevallen als wetsontduiking (Fraus Legis) worden aangemerkt. Wil daarvan sprake zijn dan moet aan twee voorwaarden worden voldaan:
- het ontgaan van erfbelasting moet het doorslaggevende motief zijn geweest;
- het in strijd zou komen met doel en strekking van de wettelijke bepaling inhoudende dat erfbelasting verschuldigd is over de waarde van al wat krachtens erfrecht wordt verkregen, indien de vermogensverschuiving ten gevolge van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden en het vervolgens overlijden van één van de echtgenoten niet zou worden aangemerkt als een verkrijging krachtens erfrecht.
Van een zodanige strijd met doel en strekking van deze wettelijke bepaling is volgens de Hoge Raad sprake indien op het moment van aangaan van de huwelijkse voorwaarden zo goed als zeker is dat dat de echtgenoot die daardoor tot het kleinste deel is gerechtigd tot het gemeenschappelijk vermogen, eerder zal overlijden dan de andere echtgenoot .
De bewijslast dat bij het aangaan van de huwelijkse voorwaarden het zo goed als zeker is dat de echtgenoot die gerechtigd is tot het kleinste deel van het gemeenschappelijk vermogen eerder komt te overlijden dan de andere echtgenoot, ligt bij de belastinginspecteur. Dat is een uiterst lastig te leveren bewijs voor de belastinginspecteur.
In de situatie die voorlag bij de Hoge Raad had de vrouw in de procedure aangegeven dat de man tijdens het aangaan van de huwelijkse voorwaarden al jarenlang ernstig ziek was, maar dat hij op dat moment nog niet terminaal was en dat het onbekend was hoe lang de ziekte nog zou duren, waarbij het ook mogelijk was dat zij voor haar man zou overlijden. Het bewijs dat het ten tijde van het aangaan van de huwelijkse voorwaarden zo goed als zeker was dat de man eerder zou overlijden dan de vrouw, had de inspecteur niet geleverd. De aanslag erfbelasting werd derhalve berekend over 10% van het totale gezamenlijke vermogen.
Bij het onderzoek om toekomstige verschuldigde erfbelasting te besparen, is in het kader van estate planning voor degenen die gehuwd zijn, de beoordeling van de huwelijkse voorwaarden een essentieel onderdeel. Voor degenen die niet gehuwd zijn, kan het aangaan van een huwelijk met huwelijkse voorwaarden een mogelijkheid bieden tot besparing van erfbelasting. Of een dergelijke aanpassing passend is, zal per individuele situatie beoordeeld en besproken moeten worden.
Mocht u naar aanleiding van dit bericht behoefte hebben om te bezien of een wijziging van huwelijkse voorwaarden voor u interessant is of andere vragen hebben op het gebied van estate planning en/of erfrecht , dan kunt u contact opnemen met Ivo Janssens of Petra Frederiks.