Vof telefonisch opzeggen, kan dat?
'Ik heb er genoeg van. Ik neem ontslag!' Hoeveel rechtsgeldigheid heeft zo’n uitroep, gedaan tijdens een verhit gesprek? Rechters buigen zich regelmatig over deze en vergelijkbare vragen. Aan de hand van de omstandigheden moeten zij bepalen welke waarde aan zo'n uitspraak moet worden gehecht (=Haviltexmaatstaf). Zo moest de Hoge Raad zich recent uitlaten over de vraag of een boze vennoot, die telefonisch aangeeft de vof op te zeggen, aan die opzegging kan worden gehouden (ECLI:NL:HR:2019:819).
Aanvang vennootschap onder firma
In 2011 gaan partijen een vof met elkaar aan. De vof houdt zich bezig met het reviseren van motoren en demonteren van auto's. In de vennootschapsakte maken zij ook afspraken over de wijze waarop de vof eindigt, namelijk drie maanden nadat een van de vennoten de ander daarover schriftelijk of bij deurwaardersexploot heeft bericht. Een vennoot, die binnen vijf jaar na aanvang opzegt, dient de ander een boete van € 75.000 te betalen.
Ruzie tussen vennoten e.d.
De vennoten liggen vanaf het begin met elkaar overhoop. Vennoot A vraagt daarom al snel zijn advocaat om telefonisch contact op te nemen met vennoot B om te regelen dat partijen snel uit elkaar gaan. De advocaat doet dat op 9 november 2011 en bevestigt de inhoud van dit gesprek met vennoot B schriftelijk aan zijn cliënt. Uit die brief komt het volgende citaat:
“(…) [vennoot B] peinst er niet over om met een advocaat aan tafel te gaan zitten. Volgens hem heb jij hem ‘bedrogen’ en ‘bestolen’ en kan dit alleen in een gesprek van man tot man worden uitgepraat. Hij zegde met onmiddellijke ingang de samenwerking op en kondigde aan dadelijk het gebouw te sluiten, of woorden van gelijke strekking. Hij [vennoot B] was niet tot rede te brengen, waarna het gesprek moest worden beëindigd. (...)”
Vennoot A meldt zich in die periode ziek. Escalatie van het conflict volgt, inclusief bedreiging en mishandeling van vennoot A en diens partner, door vennoot B.
De kortgedingrechter in de rechtbank Alkmaar behandelt op 20 juni 2012 een verzoek van vennoot B tot het leggen van conservatoir derdenbeslag op de arbeidsongeschiktheidsuitkering van vennoot A. De advocaat van vennoot A stelt o.a.:
“Nu de vof niet ontbonden is bestaat er overigens ook om die reden geen grondslag voor een geldvordering tussen de vennoten”.
Procedure bij het hof Amsterdam
Vennoot A begint daarop een bodemprocedure waarin hij nu het standpunt inneemt dat de vof per 9 november 2011 wél is ontbonden door vennoot B. Hij vordert verdeling van de vof en veroordeling van vennoot B tot betaling van de overeengekomen opzeggingsboete van € 75.000. Vennoot B neemt op zijn beurt het standpunt in dat van een opzegging geen sprake is geweest. Vennoot A krijgt niet op alle punten gelijk en gaat in hoger beroep. Het hof vernietigt op 4 oktober 2016 het tussenvonnis, verklaart voor recht dat de vof per 9 november 2011 is ontbonden en veroordeelt vennoot B tot betaling van € 75.000,-- aan vennoot A. Dat de partijen in de vennootschapsakte overeengekomen zijn dat opzegging schriftelijk of door middel van een deurwaardersexploot geschiedt, neemt volgens het hof niet weg dat ook op andere, niet voorgeschreven wijze kan worden opgezegd. Als de betreffende woorden maar voldoende duidelijk zijn en de wederpartij hebben bereikt. Dat laatste is het geval, gezien ook de inhoud van de niet door vennoot B betwiste brief van de advocaat van vennoot A. Het feit dat de advocaat van vennoot A in de andere procedure het standpunt innam dat de vof nog niet was ontbonden, acht het hof niet relevant. Voor verdere afwikkeling wordt de zaak teruggewezen naar de rechtbank.
Cassatie: de Hoge Raad
Vennoot B stelt in cassatie dat het hof met zijn oordeel heeft miskend dat het antwoord op de vraag of sprake was van een opzegging van zijn kant moet worden bepaald aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Het hof had bij de uitleg van de mededeling van vennoot B rekening moeten houden met het feit dat de advocaat van vennoot A in de kort geding procedure nog het standpunt had verdedigd dat dit geen opzegging betrof. Verder had het hof in zijn oordeel de emotionele toestand, waarin vennoot B zich tijdens het bewuste telefoongesprek bevond, moeten betrekken, alsook dat een opzegging vanwege de fikse contractuele boete voor hem verstrekkende gevolgen zou hebben. Ten slotte stelt vennoot B dat het hof heeft miskend dat een voorschrift voor een bepaalde vorm voor het aangaan en opzeggen van een samenwerking, zoals in dit geval, nu juist bedoeld is om discussies als deze te voorkomen.
Uitspraak Hoge Raad
Het hof heeft, aldus de Hoge Raad, de uitlatingen van de advocaat van vennoot A, de emotionele staat van vennoot B en het grote nadeel dat deze zou lijden als gevolg van een opzegging (de boete), ten onrechte niet kenbaar in zijn overwegingen betrokken bij de uitleg van de mededeling van vennoot B.
Wat de vennootschapsakte betreft, meer in het bijzonder de daarin opgenomen vereiste van schriftelijke opzegging, overweegt de Hoge Raad (r.o. 3.4.2):
“Dat partijen in artikel 10 lid 1 van de vennootschapsakte zijn overeengekomen dat een vennoot die de vennootschap wil doen eindigen, dat schriftelijk of bij deurwaardersexploot aan de andere vennoot kenbaar moet maken, is een omstandigheid die van belang kan zijn bij de beantwoording van de vraag of de telefonische uitlating van [vennoot B] redelijkerwijs door [vennoot A] mocht worden opgevat als opzegging.”
De bepaling in de vennootschapsakte is een omstandigheid die bij de uitleg van de uitlating van vennoot B moet worden meegenomen, zelfs als die bepaling op zich niet dwingend van aard is en mondelinge opzegging dus mogelijk zou zijn, aldus de Hoge Raad.
Conclusie: arrest hof Amsterdam vernietigd
De Hoge Raad heeft het arrest van het hof Amsterdam vernietigd. Een ander hof zal zich nu opnieuw over de zaak moeten buigen en daarbij de overwegingen van de Hoge Raad moeten meewegen. Dat hoeft op zich niet tot een andere uitkomst van de zaak te leiden, maar de motivering zal in elk geval een andere moeten zijn. We wachten de uitkomsten af.
Dit weblog is slechts een algemene weergave van het geldende recht. Het kan op geen enkele wijze als advies in uw specifieke situatie dienen.