Twee conclusie regel toch niet zo strak?
De procedure in hoger beroep wordt beheerst door de twee conclusie regel (artikel 347 Rv): alle stellingen moeten worden aangevoerd in de memorie van grieven danwel de memorie van antwoord. De eis danwel het verweer mag niet later dan in de memories worden veranderd of vermeerderd. De twee conclusieregel berust op de goede procesorde en brengt mee dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan de memorie van grieven worden aangevoerd. Op deze ‘in beginsel strakke’ rechtsregel zijn drie uitzonderingen van toepassing, te weten ondubbelzinnige instemming, de aard van het geschil en nieuwe feiten. Niet protesteren tegen een nieuwe grief en zonder voorbehoud ingaan op het nieuwe verweer wordt gezien als ondubbelzinnig instemmen (HR 15 oktober 1999, NJ 2000,21).
De Hoge Raad lijkt in zijn arrest van 25 november 2022 met vindplaats ECLI:NL:HR:2022:1758 die uitzondering te hebben opgerekt. Wat speelde er? In een echtscheidingsprocedure die werd beheerst door Frans recht stelde de man zich tijdens de mondelinge behandeling op het standpunt, dat er geen reden was om een zogeheten “prestation compensatoire” toe te kennen. Het hof overweegt dat dit verweer weliswaar pas ter zitting naar voren is gebracht, maar dat de vrouw hiertegen geen bezwaar heeft gemaakt. Het hof overweegt tevens dat niet duidelijk is geworden welke factoren een rol moeten spelen bij het vaststellen van de verzochte prestation compensatoire, dat de vrouw daarover niets naar voren heeft gebracht en dat zij daarmee niet heeft voldaan aan haar stelplicht en wijst de vordering van de vrouw af. Het hof honoreert daarmee het nieuwe verweer.
De Hoge Raad kreeg in cassatie de vraag voorgelegd of daarmee de twee conclusie regel is geschonden. De Hoge Raad stelt vast dat ter zitting aanwezige Franse advocaten hebben toegelicht in welke gevallen en op welke wijze de prestation compensatoire in Frankrijk wordt toegekend. Namens de vrouw is volgens de Hoge Raad in reactie op het nieuwe verweer van de man nog aangevoerd dat juist bij grote vermogens een prestation compensatoire wordt toegekend. Het hof zag daarin volgens de Hoge Raad kennelijk en niet onbegrijpelijk aanleiding voor haar oordeel dat er sprake was van ondubbelzinnige toestemming. Dat oordeel laat de Hoge Raad in stand.
Wat opvalt is dat het hof niet oordeelde dat er sprake was van ondubbelzinnige toestemming of een andere uitzondering op de twee conclusieregel, althans dat blijkt niet uit het arrest van het hof. Het is de Hoge Raad die in het proces-verbaal en de pleitnotities van partijen leest dat de vrouw op het nieuwe verweer heeft gereageerd en vervolgens oordeelt dat het hof kennelijk en niet onbegrijpelijk heeft (lees: moet hebben) geconcludeerd dat er sprake is van ondubbelzinnige toestemming.
Duidelijk is dat advocaten in hoger beroep scherp moeten letten op de grenzen van de rechtsstrijd zoals die in de memories zijn getrokken. Een nieuw verweer moet tijdig worden herkend en als zodanig worden benoemd, bij gebreke waarvan (ondubbelzinnige) toestemming met de uitbreiding van de rechtsstrijd kan worden aangenomen.
Neem gerust contact met ons op bij vragen of voor meer informatie. Wij helpen u graag.