Toch vergoedingsrechten bij samenwoners – een doorbraak?!

In tegenstelling tot bij gehuwden kent de wet geen regeling voor vergoedingsrechten bij samenwoners. In het verleden werd dit praktisch in de rechtspraak opgelost door de vergoedingsrechten die gelden voor gehuwden analoog op samenwoners van toepassing te verklaren. In 2019 heeft de Hoge Raad echter geoordeeld dat de wettelijke bepalingen die bedoeld zijn voor echtgenoten niet analoog gelden voor samenwoners. Dit heeft tot gevolg dat aan de hand van het algemene vermogensrecht beoordeeld dient te worden óf een vergoedingsrecht geldend kan worden gemaakt.

De Hoge Raad noemt hiervoor verschillende mogelijke grondslagen. Te denken valt aan (i) een eventueel tussen de samenwoners gesloten overeenkomst, een (ii) onverschuldigde betaling en/of (iii) een ongerechtvaardigde verrijking én – in het uiterste geval – een beroep op de redelijkheid en billijkheid. Het gaat dus om gevallen waarin er uit het eigen (privé)vermogen in een gezamenlijk goed of in een privégoed van de ander is geïnvesteerd.

De rechtspraak hierover is volop in ontwikkeling, waaruit blijkt dat een vergoedingsrecht bij samenwoners niet zomaar gegeven is. Een recente uitspraak van de Rechtbank Rotterdam biedt echter wel mogelijk perspectief voor de rechtszoekende die zijn of haar vergoedingsrecht geldend wil maken (Rb. Rotterdam 6 maart 2024, ECLI:NL:RBROT:2024:1852).

In dat geval hadden partijen namelijk in 2015 samen een huis gekocht, waarbij de woning deels werd gefinancierd met een gezamenlijke hypotheek en deels met privévermogen van de man. In 2021 gaan partijen vervolgens uit elkaar en maakt de man onder meer aanspraak op een vergoedingsrecht uit hoofde van zijn meerinbreng bij de aanschaf van de woning in 2015. De man doet hierbij een beroep op artikel 6:10 van het Burgerlijk Wetboek, op grond van welk wetsartikel hoofdelijk schuldenaren verplicht zijn aan een schuld bij te dragen voor het gedeelte dat hem of haar in hun onderlinge verhouding aangaat.

De rechtbank overweegt vervolgens dat partijen bij de aanschaf van de woning jegens de verkoper(s) hoofdelijk aansprakelijk waren voor de voldoening van de verschuldigde koopsom en kosten, waarbij zij in hun onderlinge verhouding ieder verplicht zijn om voor het deel dat hen aangaat, namelijk de helft, in de schuld en in de kosten bij te dragen. Omdat de man bij de aankoop van de woning meer heeft voldaan dan waartoe hij gehouden was, verkreeg hij volgens de rechtbank een regresvordering op de vrouw.

Tóch kwam de man in dit geval uiteindelijk geen vergoedingsrecht toe. Met de vrouw was de rechtbank van oordeel dat de vordering in dit geval was verjaard. Voor een dergelijke regresvordering geldt namelijk een verjaringstermijn van vijf jaar die aanvangt op de dag dat – in dit geval de man – zowel met zijn schade als met de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden, met dien verstande dat de verjaringstermijn niet eerder een aanvang kan nemen dan de dag nadat deze vordering opeisbaar is geworden. De man had vanaf het moment dat hij méér voldeed dan de vrouw tegen de vrouw een regresvordering kunnen instellen. Dat had de man niet gedaan en dus was zijn vordering verjaard.

De vraag die nu resteert is of het oordeel van de Rechtbank Rotterdam inhoudende dat de man in dit geval op grond van artikel 6:10 van het Burgerlijk Wetboek een vergoedingsrecht toekomt ook in andere zaken stand zal houden. Deze grondslag is door de Hoge Raad niet genoemd in het arrest van 10 mei 2019. Kan de aanschaf van een woning worden gezien als een schuld als bedoeld in artikel 10 van Boek 6 BW? Of is dit uitsluitend bedoeld voor het geval waarin daadwerkelijk sprake is (geweest) van een geldlening?

Dit zal zich nog moeten uitwijzen, maar mogelijk biedt het de rechtszoekende een aanknopingspunt om ook zonder hypotheek de meerinbreng uit privévermogen bij de aanschaf van een woning vergoed te krijgen.

Heeft u vragen over dit onderwerp of heeft u hulp nodig bij de beëindiging van uw samenwoning? Neem dan contact op met onze sectie Familierecht. Wij helpen u graag verder.

Gepubliceerd op: 9 september 2024 in Familierecht
Vragen?
Neem contact op met Petra (M.P.J.) Frederiks
Vergoedingsrechten samenwoners
Delen: