Recht op uitkering bij onvrijwillige werkloosheid én arbeidsongeschiktheid
Een consument heeft bij het Klachteninstituut voor de Financiële Dienstverlening (KiFiD) gelijk gekregen in een zaak tegen verzekeraar London General Insurance Company Ltd. over de uitleg van een beding in de Woonrust Hypotheekbescherming. De verzekeraar wees de aanspraak op uitkering op grond van onvrijwillige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid af, omdat niet aan de polisvoorwaarden zou zijn voldaan. De polis bood dekking bij ziekte en werkloosheid voor de betaling van de hypotheek. De consument werd werkloos en vervolgens ziek. Omdat de ziekte intrad toen hij niet meer in dienst was, weigerde de verzekeraar uitbetaling. Alleen ziekte die intreedt tijdens het werk, zou verzekerd zijn. Voor een uitbetaling wegens werkloosheid zou evenmin reden zijn omdat de consument ziek was.
Bescherming consument in geval van onvrijwillige werkloosheid en arbeidsongeschiktheid?
Namens de consument is aangevoerd, dat hij werkloos was maar tegelijkertijd ook ziek was (geworden). De consument ontving daarvoor ook een Ziektewetuitkering van het UWV. De polis beoogde de consument juist te beschermen in geval van ziekte en arbeidsongeschiktheid en de consument mocht er dan ook vanuit gaan dat hij ook een uitkering zou ontvangen in geval van ziekte tijdens arbeidsongeschiktheid. In zekere zin kwalificeert hij in dat geval immers dubbel voor de verzekeringsuitkering. De consument stelde zich op het standpunt dat de bepalingen oneerlijk zijn in de zin van de Richtlijn oneerlijke bedingen en dat de verzekeraar in strijd handelde met de rechtsregels die uit het Van Hove-arrest (ECLI:EU:C:2015:262) voortvloeien. Het is hem namelijk nooit duidelijk geweest dat de verzekering geen dekking bood in geval van een combinatie van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid, terwijl de bepaling bovendien ook zo gelezen kan worden dat, ook in het geval van werkloosheid, een uitkering op grond van de Ziektewet in verband met zijn werkloosheid, daarvoor in de plaats zou kunnen treden.
Contra-proferentemregel
Het KiFiD is het eens met de consument en oordeelt dat niet kan worden uitgesloten dat hij de draagwijdte van de bepalingen in kwestie niet heeft begrepen, ook al zijn deze uit grammaticaal oogpunt correct opgesteld. De bepalingen laten namelijk ruimte voor de opvatting van de consument en dan geldt de voor de consument meest gunstige uitleg van de polisvoorwaarden, de zogeheten contra-proferentemregel (artikel 6:238, lid 2 BW). De verzekeraar moet alsnog de uitkering aan de consument betalen. Het beroep op een oneerlijk beding komt niet meer aan de orde.
De bindende uitspraak van 21 augustus 2018 met kenmerk 2018-520 is op 5 september 2018 gepubliceerd op de website van het KiFiD: https://www.kifid.nl/wp-content/uploads/2018/09/Uitspraak-2018-520-Bindend.pdf
Deze nieuwsflits is slechts een algemene weergave van het geldende recht. Het kan op geen enkele wijze als advies in uw specifieke situatie dienen.