Kleine wassies
Eigenlijk vond meester Atticus dat hij zou moeten stoppen met de weinig uitdagende piketdiensten die hij gewoon was te draaien. Het deprimeerde hem en hij was de ranzige geur van gekookte worteltjes die uit de personeelskantine van het hoofdburo dreef meer dan zat. Toch had hij zich deze zondagmiddag in zijn grijze pak gehesen om zich te vervoegen aan de Burgemeester Patijnlaan. Het gebouw maakte een geheel verlaten indruk. Atticus zag de portier achter het pantserglas voor een beeldscherm zitten. Hij hield zich bezig met een kleurig videospelletje en hoorde daarom de bel niet, zodat Atticus genoodzaakt was hard op het raam te bonzen. Dat bleek de portier niet te merken, zodat de mobiele telefoon uitkomst bood. Met een sullige grimas op zijn gezicht deed de portier open. “Sorry meester, maar het was eventjes druk aan de telefoon”, zo trachtte hij de situatie te redden. “Geeft niks agent”, zei Atticus stijfjes, “ik geraak ook vrijwel nooit langs level 22”.
“Ik kom een cliënt van mij die hier vast zit opzoeken, het gaat om de heer Dakduif”, vervolgde de advocaat. De portier begeleidde Atticus richting het cellenblok en verzocht hem plaats te nemen op het kreupele bankje in de wachtruimte. Het duurde altijd tamelijk lang voordat de bewakers een gevangene uit zijn cel wisten te krijgen, wist Atticus. Er was dus nog wat tijd om de stukken die hij had gekregen vluchtig door te nemen.
Emilio Dakduif was een oude bekende. Een zwierige man van begin veertig jaar, met lange krullen, doorgaans welgemanierd en steeds naar de laatste mode gekleed. De jeugd van Emilio was niet makkelijk geweest. Hij was opgevoerd door zijn oma in Paramaribo, die er een nogal losbandig leven op na had gehouden. Het gevolg was dat haar kleinzoon al jong ontspoorde en in aanraking kwam met zakelijk zeer actieve, maar weinig betrouwbare vrienden. Het gevarieerde strafblad dat zijn cliënt had opgebouwd besloeg inmiddels vijftien pagina’s.
Op deze zondag was Dakduif in de kraag gevat wegens een poging tot oplichting, ergens in een groezelige kroeg in hartje Scheveningen. Hij had gebruik gemaakt van een oud foefje, het zogenaamd “omwassen” van blanco papier naar echt geld. Althans, dat moeten de slachtoffers geloven. Hoe onvoorstelbaar ook, maar er zijn nogal wat mensen die er intrappen. Voor het magische goedje wordt soms meer dan 100 euro per flesje neergeteld, zo verklaarde zijn opgewekte cliënt zonder enige terughoudendheid in het proces-verbaal.
Zwijgen, dat was voor Dakduif nooit een optie. Atticus stapte de politiecel binnen, waar hij met een brede grijns begroet werd door de joviale bewoner ervan. “Middag meester Atticus, boeng dat u der bent” zei Dakduif, die een lichte buiging maakte voor de advocaat. “Weet u” zo vervolgde hij kordaat, “ik wist gewoon, mijn advocaat komt en dan is het : baikas en mijn chickie, heyhey. Heeft u misschien een smokie, meester ?” Atticus gaf Emilio een sigaret en ging achterover zitten. “Zeg het maar Emilio, watskebeurt” zo daagde hij zijn cliënt uit.
Dakduif was vervolgens drie kwartier aan het woord, had het over “maties”, “rocken” en “ma shit”, in een verhaal waar Atticus geen touw aan kon vastknopen.
Met moeite wist hij de spraakwaterval op zeker moment te onderbreken. “Luister vriend, je babbelt er lekker op los, maar wat denk je dat ik er nog aan kan doen als je een volledige bekentenis aflegt ?“ sneerde Atticus, die wist dat hij beter direct kon zijn.
Emilio Dakduif keek de advocaat verbouwereerd aan. “Ben je lauw man” herpakte hij zich, “ik ben vorige week in Zwolle gepakt voor hetzelfde. Toen lieten ze me lopen”.
Atticus keek nog eens op het strafblad en zag dat zijn cliënt gelijk had. De lokale politie had kennelijk geconcludeerd dat de geldwastruc veel te doorzichtig was. Atticus richtte zijn blik strak op zijn cliënt, glimlachte, en sprak: “maar we zijn hier niet in Zwolle, toch ?” Dakduif stokte, nam een trekje van zijn sigaret en hervatte vloekend zijn relaas, nu slechts nog bestaand uit larmoyant zelfbeklag.
Tien minuten later zat Atticus weer op de fiets naar huis. Emilio Dakduif zou snel weer vrij man zijn, zo gniffelde hij. Of ze er in Zwolle blij mee zouden zijn, dat viel helaas te betwijfelen.
Download hier deze column in pdf