Ontwikkelingen MIP en de rekenrente
Bij de afwikkeling van een letselschadezaak wordt met diverse factoren rekening gehouden. Als eerste natuurlijk de specifieke en bijzondere situatie van onze cliënten zelf. Ieder mens is anders, ieder leven is anders, iedere loopbaan is anders en iedere schade is anders. Daarnaast hangt de hoogte van een schadevergoeding af van de looptijd van de schade. Daarbij is de leeftijd van het slachtoffer een belangrijke factor. Bij een schadeberekening wordt altijd een vergelijking gemaakt tussen de situatie mét ongeval en de situatie zónder ongeval. Voor ‘ongeval’ kan ook de dienstverbandaandoening (geestelijk of lichamelijk letsel) worden gelezen.
De afwikkeling van schadevergoeding is onderhevig aan ontwikkelingen. Wet en regelgeving kunnen veranderen. In de afgelopen jaren zijn er diverse veranderingen doorgevoerd op het gebied van belastingdruk, percentage van inflatie, rente op vermogen, indexatie, CAO’s etc.. Begrijpelijkerwijs hebben veteranen daarover vragen. Wij merken ook dat er soms discussies ontstaan over deze ontwikkelingen.
Eerder verscheen al een blog over belangrijke ontwikkelingen voor veteranen over het militair invaliditeitspensioen.
Wat is het MIP en BIV ook al weer?
Veteranen die letsel hebben opgelopen kunnen aanspraak maken op het militair invaliditeitspensioen (afgekort het MIP). Dat is een eerste rechtspositionele tegemoetkoming voor veteranen die letsel hebben opgelopen door bijzondere omstandigheden tijdens de uitoefening van de militaire dienst (tijdens een uitzending of crisisbeheersingsoperatie). Na de aanvraag van een MIP wordt de veteraan gekeurd door het Bureau Medische Beoordelingen van het ABP. Daar vindt onderzoek plaats naar de vraag of dienstverband kan worden aangenomen. Met dienstverband wordt bedoeld een verband tussen het letsel (bijvoorbeeld PTSS) en hetgeen de veteraan tijdens een uitzending heeft meegemaakt. Het BMB onderzoekt of de veteraan daardoor invalide is geraakt en stelt percentage vast. De hoogte van het MIP wordt vervolgens door het ABP vastgesteld. Daarnaast kan een veteraan – indien aan de vereisten wordt voldaan – in aanmerking komen voor de bijzondere invaliditeitsverhoging. Dat is een vergoeding van het smartengeld die maandelijks en levenslang door het ABP wordt uitgekeerd. Smartengeld/immateriele schade is de vergoeding die men krijgt voor de opgelopen pijn en leed. Met andere woorden; emotionele schade.
Recente ontwikkelingen
Verrekening MIP
Zoals eerder al werd aangegeven, is het MIP een eerste tegemoetkoming voor veteranen die letsel hebben opgelopen door bijzondere omstandigheden tijdens de uitoefening van de militaire dienst. In onze praktijk krijgen wij de afgelopen tijd steeds vaker de vraag waarom het MIP verrekend wordt met de schade.
Daarover bestaan twee visies.
Visie 1 – het MIP dient altijd te worden verrekend met de schadevergoeding
Kort gezegd, zegt de Hoge Raad er het volgende over: “In het algemeen geldt dat het bestaan en de omvang van schade door verminderd verdienvermogen na een ongeval dienen te worden vastgesteld door een vergelijking te maken tussen het inkomen van de benadeelde in de feitelijke situatie na het ongeval en het inkomen dat de benadeelde in de hypothetische situatie zonder ongeval zou hebben verworven. De stelplicht en bewijslast van het bestaan en de omvang van de schade rusten in beginsel op de benadeelde. Aan de benadeelde mogen in dit verband echter geen strenge eisen worden gesteld; het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied. Bij de beoordeling van de hypothetische situatie komt het dan ook aan op hetgeen hieromtrent redelijkerwijs te verwachten valt. In dat verband dienen de goede en kwade kansen te worden afgewogen, bij welke afweging de rechter een aanzienlijke mate van vrijheid heeft (vaste rechtspraak: zie HR 15 mei 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2654, HR 14 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4277, HR 17 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:273, HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:590).”
De Minister stelt zich op het standpunt dat in het kader van de situatie ‘met ongeval’, te weten de feitelijke situatie, zowel voor wat betreft de verschenen schade als de toekomstige schade, het MIP voor de berekening een onderdeel uitmaakt van het inkomen van belanghebbende. In de hypothetische situatie ‘zonder ongeval’, zowel voor wat betreft de verstreken jaren, als de toekomstige jaren, wordt geen rekening gehouden met het MIP. De Minister beargumenteert dit stellende dat er zonder uitval als gevolg van de PTSS nooit een MIP geweest zou zijn; in de situatie mét ongeval wel.
In schadeberekeningen wordt wat betreft het verlies aan verdienvermogen in de situatie mét ongeval wel rekening gehouden met het MIP. In de situatie zónder ongeval niet.
Visie 2 – als er (tijdelijk) naast inkomen uit arbeid ook een MIP wordt ontvangen, dan mag het MIP niet worden verrekend in de schadeberekening
In het bijzonder krijgen wij de vraag of er bij de berekening van de schade van het verlies aan verdienvermogen rekening moet worden gehouden met het MIP in de situatie wanneer er (tijdelijk) naast inkomen uit arbeid ook een MIP wordt ontvangen. Voorbeeld: de veteraan heeft klachten en vraagt een MIP aan. Na een keuring wordt een percentage invaliditeit vastgesteld. De veteraan kan (tijdelijk) blijven werken. Het inkomen bestond toen uit loon + MIP. Pas maanden/jaren later raakt de veteraan (geheel of gedeeltelijk) arbeidsongeschikt. Het inkomen bestaat nu nog uit WIA +(dezelfde) MIP.
Het standpunt wordt ingenomen dat er een vergelijking moet plaatsvinden tussen de situatie mét arbeidsongeschiktheid en de situatie zonder arbeidsongeschiktheid. Het MIP wordt niet meegenomen in de berekening van de schadevergoeding.
Hierover moet het volgende worden gezegd:
Wat wordt als ingangsdatum van de schade aangenomen? Het startmoment van het MIP, de arbeidsongeschiktheid. Of geldt ook in deze situatie heel strak de leer van de Hoge Raad, namelijk de vergelijking tussen de situatie zonder ongeval met de situatie met ongeval (de uitzending, het aldaar opgelopen letsel en de daaruit voortvloeiende schade)?
Er is reuring op dit gebied. Samengevat zouden onderstaande vragen wat ons betreft beantwoord moeten worden om hier duidelijkheid over te krijgen.
- is het MIP een vergoeding voor schade als gevolgen van beperkingen door invaliditeit, of ook voor beperkingen als gevolg van arbeidsongeschiktheid?
- welke schadeposten wordt het MIP geacht te dekken?
- moet het MIP in de berekening van de (hypothetische) situatie zonder ongeval buiten beschouwing worden gelaten?
- moet het MIP in de berekening van de situatie met ongeval in de berekening op grond van een RVS/UVS/restschade (jurisprudentieel) altijd worden meegenomen als compensatie voor de schade.
Die vragen zijn op dit moment nog niet beantwoord.
Via onze site kunt u de ontwikkelingen volgen. Uiteraard kunt u bij vragen ook contact met mij opnemen.
Rekenrente
Schadeberekeningen zien dikwijls over een lange periode. Zowel geleden schade, als toekomstige schade wordt vergoed. Als een claim wordt afgewikkeld, wordt een schadevergoeding – over het algemeen – in één keer vergoed. Dat betekent dat toekomstige schade nu al wordt uitgekeerd. De bedoeling is dat die schadevergoeding naar de toekomst toe de schade blijft dekken. Om daarin te voorzien wordt de rekenrente toegepast. Enerzijds wordt rekening gehouden met inflatie, anderzijds met rendement op het vermogen dat op een spaarrekening staat, of wordt belegd. Het verschil tussen deze twee begrippen is de rekenrente. Hierover worden door het LOVCK (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton) en het LOVCH (Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel Hoven) aanbevelingen gedaan. Betrokken partijen hierin zijn o.a. rekenkundigen en professoren.
De afgelopen maanden is de rente op spaarrekeningen weer gestegen. Dat heeft geleid tot nieuwe aanbevelingen. Vanaf april 2023 gelden de volgende percentages:
- Voor de periode van 0-5 jaar, 0,5% rente en 2,0% inflatie;
- Voor de periode van 6-20 jaar, 1,0% rente en 2,0% inflatie;
- Na 20 jaar geldt, 1,5% rente en 2,0% inflatie.
De inflatie van 2% komt niet overeen met de huidige inflatie. De inflatie waar wij nu mee te maken, is in dat opzicht ook vrij uitzonderlijk en bijzonder hoog. Gelet op o.a. historische gegevens (er wordt gekeken naar het gemiddelde over tientallen jaren) gaan de LOVCK en LOVCH ervan uit dat de inflatie de komende jaren weer zal teruglopen en zal dalen naar 2%. Verder houdt een stijgende rente – heel kort gezegd – in dat geld de komende jaren meer zal opleveren. Dit samenspel van rente en inflatie wordt verwerkt in de rekenrente en werkt dus ook op deze manier door in een schadevergoeding.
Vragen?
Mocht u vragen hebben op één van deze thema’s, aarzel niet om mij te contacten, ik beantwoord uw vragen graag.