Nieuwe beleidsregels voor Haagse kinderdagverblijven

De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang is in de afgelopen jaren gestegen en behoort zelfs tot de beste in Europa, aldus het rapport van 3 maart 2020 van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het aanscherpen van de wet- en regelgeving heeft kennelijk geholpen om de kwaliteit te verbeteren.

Niet alleen op nationaal niveau, maar ook binnen de gemeentes worden maatregelen genomen om de kwaliteit van de kinderopvang te optimaliseren. De gemeente Den Haag heeft onlangs nieuwe beleidsregels gepubliceerd, waarmee duidelijk moet worden gemaakt aan welke regels houders van kinderdagverblijven zich moeten houden. In dit blog leggen wij uit wat er met deze nieuwe beleidsregels voor Haagse kinderdagverblijven is veranderd.

Wet Kinderopvang (Wko)

Houders van een kinderopvang hebben de verantwoordelijkheid om in de samenleving te zorgen voor kwalitatieve opvang voor kinderen. Artikel 50 van de Wet Kinderopvang (Wko) verplicht de houder om de kinderopvang op zodanige wijze te organiseren dat dit redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde kinderopvang. In de toelichting op deze wet overwoog de wetgever dat kinderen een kwetsbare groep vormen en dat houders van een kinderopvang tegemoet moeten komen aan de behoefte vanuit de samenleving aan een gezonde en optimale ontwikkeling van haar kinderen (Kamerstukken II 28447, nr. 3 (MvT), p. 24 ev.). De regels voor de handhaving van de kwaliteit in de kinderopvang zijn neergelegd in beleidsregels. Voor de gemeente Den Haag waren tot voor kort de ‘Beleidsregels handhaving kinderopvang 2018’ van toepassing. Vanaf 1 januari 2020 zijn deze beleidsregels komen te vervallen en zijn de ‘Beleidsregels handhaving kinderopvang Den Haag 2020’ daarvoor in de plaats gekomen. Hierna zullen wij de belangrijkste wijzigingen bespreken.

Wijzigingen Haagse beleidsregels kinderdagverblijf

Allereerst kan gewezen worden op de aanscherping van de regels voor bestuurlijke boetes (artikel 2:2 en 2:3). Voor overtredingen die niet los van elkaar kunnen zijn gepleegd, wordt slechts één boete opgelegd, te weten voor de gedraging waar de hoogste boete voor staat. Als de overtredingen wel gescheiden kunnen worden, volgt daarbij nog een boete ter hoogte van een derde van het bedrag van de hoogste boete.

In de nieuwe beleidsregels is verder vastgelegd dat de totale som van de bestuurlijke boetes per onderdeel niet hoger mag zijn dan het geheel niet voldoen aan de kwaliteitseis. Een voorbeeld hiervan wordt genoemd in de artikelsgewijze toelichting: bij een pedagogisch beleidsplan kunnen meerdere onderdelen ontbreken. Wanneer het college beboet per onderdeel, kan de totale bestuurlijke boete nooit hoger worden dan het boetebedrag voor het volledig ontbreken van een pedagogisch beleidsplan. Het is aan te raden hier scherp op te zijn wanneer je als eigenaar van een kinderopvang wordt geconfronteerd met bestuurlijke boetes, aangezien dit uit kan maken voor de hoogte van de op te leggen boete(s).  

De meeste wijzigingen voor de praktijk zijn te vinden in de bijlage van de Beleidsregels (Bijlage: Afwegingsmodel), die een opsomming bevat van regels waar een eigenaar van een kinderopvang zich aan moet houden. Hieronder zijn de belangrijkste wijzigingen uitgelicht:

  • een pedagogisch beleidsplan moet nu jaarlijks worden geëvalueerd en – waar nodig – bijgewerkt (artikel 1.2.1. sub c)
  • voorschoolse educatie (VE) mag niet alleen niet minder dan 10 uur per week zijn, maar er moet thans ook een uitgewerkt programma voor VE worden gebruikt
  • meer eisen voor beroepskrachten. Zo zijn er meer taaleisen voor beroepskrachten meertalige BSO en meer opleidingseisen voor beroepskrachten VE (artikel 1.3.2. sub b en c) en is het niet meer toegestaan om meer dan een derde van het minimaal aantal in te zetten beroepskrachten op het kindercentrum te laten bestaan uit beroepskrachten in opleiding of stagiair(e)s (artikel 1.3.2. sub d)
  • een opleidingsplan dient niet enkel jaarlijks te worden opgesteld, maar dient ook (i) compleet te zijn, (ii) te worden uitgevoerd en (iii) jaarlijks te worden geëvalueerd (artikel 1.3.2. sub f)
  • ouders moeten nu worden geïnformeerd over wanneer er wel en niet wordt afgeweken van het kind-beroepskracht ratio (artikel 1.3.3. sub b);
  • nieuwe regels over de inzet van pedagogische beleidsmedewerkers (artikel 1.3.4);
  • ouders en kind moeten door de houder worden geïnformeerd over de stamgroep en de toegewezen beroepskrachten (artikel 1.3.5.)
  • er moet een gedragscode zijn vastgesteld waarin de voorgeschreven voertaal (Nederlands) staat beschreven;
  • er moet te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig zijn die gekwalificeerd is in het verlenen van eerste hulp aan kinderen (artikel 1.4.1 sub d)

Voorkom boetes: voorkomen is beter dan genezen

Kortom: een heel palet aan nieuwe regels en dus ook weer een hoop om als kinderdagverblijf rekening mee te houden. Het wordt eigenaren van kinderdagverblijven zo niet makkelijk gemaakt. De hoeveelheid en complexiteit van de regelgeving kan de naleving van de wet voor ondernemers binnen deze sector lastig maken. Het risico op een boete ligt daarmee op de loer.

Bij handhaving geldt het devies: beter voorkomen dan genezen. Laat u daarom adviseren zodat uw organisatie voldoet aan de regelgeving en goed is voorbereid op eventuele inspecties van de GGD.

Voor vragen over de Wko of over de regels aangaande de handhaving van de kwaliteit in de kinderopvang kunt u contact opnemen met Melvin van Tiel

Gepubliceerd op: 6 maart 2020
Vragen?
Neem contact op met Melvin (M.) van Tiel
Nieuwe beleidsregels voor Haagse kinderdagverblijven
Delen: