Niet adviseren over de pensioengevolgen bij het einde van de arbeidsovereenkomst levert een beroepsfout op van de advocaat
In de onderhandelingen over de beëindiging van een arbeidsovereenkomst vormen de einddatum en de hoogte van de ontslag-/transitievergoeding doorgaans de voornaamste discussiepunten. Wellicht wordt er daarnaast nog wat gesteggeld over een vrijstelling van werk of de hoogte van de uit te betalen verlofuren, maar dan heeft u het (uiteraard ietwat gechargeerd gezegd) ook wel gehad. Ten onrechte krijgen de gevolgen voor het pensioen doorgaans geen of onvoldoende aandacht. Dat kwam een advocaat in een procedure bij de Rechtbank Noord-Nederland onlangs duur te staan (uitspraak).
Casus
De advocaat in kwestie (hierna: “Mr. X.”) werd aansprakelijk gesteld door de echtgenote van de inmiddels overleden werknemer, die hij eind 2005 had bijgestaan in een pro- forma ontbindingsprocedure. De werknemer was destijds werkzaam als receptionist. Eind 2005 kreeg hij te horen dat zijn functie zou komen te vervallen. Er werd een vaststellingsovereenkomst aangeboden. Daarin was een vergoeding voor juridische kosten opgenomen, ‘mits de werknemer zich zou laten adviseren door Mr. X.’ Op 28 december 2005 werd overeenstemming bereikt. Een korte tijd later worden het pro-forma verzoek- respectievelijk verweerschrift bij de rechtbank ingediend en de ontbinding uitgesproken. De einddatum van het dienstverband is 1 februari 2006 en de werknemer ontvangt een vergoeding van € 4.276,80 bruto. Aan de werknemer wordt nadien een WW-uitkering toegekend. Er lijkt ‘geen vuiltje aan de lucht’.
Vele jaren later (2013) komt de werknemer echter te overlijden als gevolg van de ziekte ALS. Ten tijde van zijn dienstverband bouwde hij verplicht pensioen op bij het Pensioenfonds Metaal & Techniek (“PMT”). Zijn echtgenote maakt na het overlijden op basis van deze pensioenregeling aanspraak op een aanvullend nabestaandenpensioen. Naar dan blijkt komt zij hiervoor echter niet meer in aanmerking. Het einde van de arbeidsovereenkomst betekende immers het einde van de deelneming in de pensioenregeling en daarmee de deelname in de collectieve ANW-verzekering. De echtgenote stelt dat indien werknemer daar destijds door Mr. X. op was gewezen, hij zeker niet met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst had ingestemd.
Van belang is dat de ziekte ALS al in juli 2005 bij werknemer was gediagnosticeerd. Op 1 augustus 2005 raakte werknemer vanwege zijn ziekte arbeidsongeschikt. Dat was derhalve nog voordat Mr. X. in beeld kwam. Werknemer heeft nadien nog een korte tijd gewerkt maar op het moment dat Mr. X. eind 2005 wel in beeld kwam, kon hij zich al niet meer zelfstandig voortbewegen en bleek hij volledig arbeidsongeschikt. De echtgenote stelt dat het niet aannemelijk is dat Mr. X. niet op de hoogte was van de arbeidsongeschiktheid van werknemer. Mr. X. heeft dan ook wanprestatie gepleegd en/of onrechtmatig gehandeld door niet te wijzen op de gevolgen voor het (nabestaanden)pensioen. De gestelde schade bestaat uit het jaarlijks mislopen van een uitkering van ongeveer € 13.000,- vanaf de datum van overlijden tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd.
Oordeel rechtbank
De rechtbank stelt de echtgenote in het gelijk. Het uitgangspunt is dat een advocaat als beroepsbeoefenaar de zorgvuldigheid dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. De zorgvuldigheidsplicht brengt mee dat de advocaat de cliënt in staat stelt goed geïnformeerd te beslissen. In welke mate een advocaat de cliënt daarbij behoort te informeren over en te waarschuwen voor een bepaald risico, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
De rechtbank gaat er weliswaar vanuit dat Mr. X. niet op de hoogte was van de ziekte van werknemer op het moment van advisering, maar rekent het Mr. X. zwaar aan dat hij hoogstwaarschijnlijk eind 2005 slechts eenmalig telefonisch contact heeft gehad met werknemer. Een telefoongesprek geeft immers veel minder dan een één-op-één gesprek de mogelijkheid aan een advocaat om na te gaan of de cliënt wel voldoende begrijpt wat zijn juridische positie is alvorens keuzes te maken of akkoord te verlenen voor het verrichten van proceshandelingen in zijn naam. Dat klemt temeer nu het verzoek tot het verlenen van bijstand (indirect) van de werkgever is gekomen in plaats van rechtstreeks door de werknemer zelf (er werd immers een vergoeding voor juridische kosten geboden indien werknemer zich bij zou laten staan door Mr. X.).
Het volstaan met een telefonisch overleg brengt het risico met zich mee dat zaken die mogelijk van belang zijn voor een juiste advisering onvermeld blijven of onvoldoende aandacht krijgen. In het geval van een één-op-één gesprek zouden de zichtbare medische beperkingen van werknemer Mr. X. bovendien direct bekend zijn geworden en had Mr. X. met de werknemer moeten bespreken wat de gevolgen van zijn ziekte zijn voor de te volgen procedure.
Mr. X. verweerde zich nog d.m.v. het standpunt dat de aan hem verstrekte opdracht was om de WW-aanspraken van de werknemer veilig te stellen (en dat was gelukt). Volgens de rechtbank miskent Mr. X. daarmee dat de taak van een advocaat verder gaat dan het simpelweg uitvoering geven aan de wens van de cliënt.
De rechtbank sluit als volgt af: “Immers, de financiële gevolgen van een beëindiging van het dienstverband hadden, gezien de ziekte van werknemer, eerst zorgvuldig in kaart dienen te worden gebracht, waarbij aspecten als aanspraken op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, invaliditeitspensioen en overlijdensvoorzieningen de revue hadden dienen te passeren, alsmede de vraag welke verplichtingen er in dit geval eventueel op de werkgever lagen en welke arbeidsrechtelijke voorzieningen er eventueel voor werknemer uit de geldende CAO konden voortvloeien.”
Conclusie
Advocaten en andere rechtsbijstandverleners dienen bij de advisering rond de beëindiging van een arbeidsovereenkomst goed stil te staan bij de (mogelijke) gevolgen rondom pensioen. Al vaker is in de rechtspraak gebleken dat het niet of niet volledig adviseren over de pensioengevolgen kan leiden tot een beroepsfout.
Ook op werkgevers rust overigens een zorgplicht als het gaat om de informatieverstrekking over pensioengevolgen bij het einde van de arbeidsovereenkomst. Verstrekt de werkgever geen of onjuiste informatie dan kan dat meebrengen dat de werkgever instaat voor de gevolgen daarvan. In de rechtspraak zijn meerdere voorbeelden bekend waarin werknemers bijvoorbeeld met een succesvol beroep op dwaling een beëindigingsovereenkomst konden vernietigen. Gevolg: de werknemer is met terugwerkende kracht in dienst gebleven.
Deze Nieuwsflits is slechts een algemene weergave van het geldende recht. Het kan op geen enkele wijze als advies in uw specifieke situatie dienen.