Is mijn aannemer een oplichter?
Is mijn aannemer een oplichter?
Problemen met een aannemer kunnen variëren van kleine gemaakte fouten in de uitvoering van het overeengekomen werk of tot grote geschillen over grote sommen geld. Soms lukt het niet om daar samen met de aannemer uit te komen en is het nodig om een rechter te laten beslissen wie er gelijk heeft. Maar zelfs als je gelijk krijgt van de rechter, dan betekent dat niet altijd dat je ook daadwerkelijk krijgt waar je volgens het vonnis van de rechter recht op hebt. Soms heeft de aannemer gewoonweg geen middelen om te betalen, wat resulteert in een zogenaamde pyrrusoverwinning: je wint de rechtszaak, maar je hebt er in de praktijk niks aan.
Een veel gestelde vraag in zulke gevallen is of de aannemer strafrechtelijk kan worden aangepakt. Bijvoorbeeld door aangifte te doen van oplichting. De aannemer moet namelijk worden gestopt en anderen moeten voor hem worden behoed. Het niet nakomen van afspraken of het niet kunnen betalen van een vordering, betekent echter niet automatisch dat er sprake is van oplichting.
Hoewel ik geen strafrechtadvocaat ben en niet kan helpen met strafrechtelijke stappen, kan ik wel uitleggen waar de grens ligt tussen slecht ondernemerschap en oplichting. Ik doe dit aan de hand van een de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 december 2021 (ECLI:NL:RBMNE:2021:6278).
Slecht ondernemerschap versus oplichting
Als een aannemer de gemaakte afspraken niet nakomt of zijn werk slecht uitvoert, dan wil dat niet automatisch zeggen dat hij een oplichter is. De aannemer kan namelijk ook gewoon een slechte ondernemer zijn. Van oplichting is pas sprake als de aannemer je opzettelijk voor de gek houdt om geld van je te krijgen. Dit kan bijvoorbeeld door het aannemen van een valse naam of valse hoedanigheid. Het gaat daarbij steeds om het geven van een valse voorstelling van zaken om daar vervolgens misbruik van te kunnen maken.
Een belangrijk punt hierbij is dat alleen een leugen niet voldoende is om te kunnen spreken van oplichting. Het is niet genoeg als de aannemer zich voordoet als betrouwbare professional terwijl hij dat in werkelijkheid niet is. De leugen moet gepaard gaan met specifieke omstandigheden die aantonen dat er een patroon van misleiding bestaat. Er moeten dus meer zijn waardoor de misleiding wordt versterkt.
De maatschappelijke context en verwachtingspatronen
Bij het beoordelen of er sprake is van oplichting door de aannemer, moet je ook de maatschappelijke context en verwachtingspatronen meewegen. Wat daarmee wordt bedoeld kan het beste worden geïllustreerd met de zaak die speelde bij de Rechtbank Midden-Nederland waarin de aannemer zichzelf als dakdekker presenteerde.
Voor dakbedekkingswerkzaamheden is specifieke kennis vereist. Als een dakdekker zegt dat er gebreken aan jouw dak zijn die moeten worden opgelost, dan vertrouw je op die mededeling. Dat komt omdat je zelf de benodigde kennis en expertise mist om te kunnen beoordelen of dat gebrek inderdaad aanwezig is en of dat gebrek inderdaad dermate ernstig is dat herstel noodzakelijk is. Als de aannemer deze expertise en het vertrouwen daarin misbruikt door zich voor te doen als deskundig terwijl hij dat niet is, dan kan dat worden beschouwd als het aannemen van een valse hoedanigheid.
Het oordeel van de Rechtbank Midden-Nederland
In de genoemde zaak oordeelde de Rechtbank dat de aannemer zich schuldig had gemaakt aan oplichting door het aannemen van een valse hoedanigheid en het tenminste één keer aannemen van een valse naam. De aannemer in kwestie had zichzelf namelijk voorgedaan als betrouwbare dakdekker, maar had nooit de bedoeling om de afgesproken werkzaamheden daadwerkelijk uit te voeren. Hij vroeg om aanbetalingen voor materialen en werkzaamheden, maar leverde die materialen niet en voltooide het werk niet. Zelfs als hij een beetje materiaal leverde en enkele kleine werkzaamheden uitvoerde, dan was dit slechts om de schijn van betrouwbaarheid op te houden en om meer betalingen te ontvangen. Bovendien bleek de aannemer een valse naam te hebben gebruikt om zijn identiteit en achtergrond te verbergen, wat het oordeel van de Rechtbank dat er sprake was van oplichting versterkte.
Waarom werd dit niet gezien als slecht ondernemerschap? De rechtbank zag een patroon van herhaaldelijke misleiding, wat verder ging dan het niet nakomen van afspraken. De aannemer had opzettelijk en systematisch zijn klanten bedrogen, wat duidelijk maakte dat zijn handelen niet te verklaren was door enkel slechte bedrijfsvoering (slecht ondernemerschap).
Conclusie
In dit specifieke geval concludeerde de rechtbank dat de aannemer zich schuldig had gemaakt aan oplichting. Klanten hadden in goed vertrouwen geld betaald in de veronderstelling dat zij met een betrouwbare aannemer te maken hadden, terwijl dit niet het geval was. Deze uitspraak benadrukt het verschil tussen slecht ondernemerschap en oplichting. De grens tussen slecht ondernemerschap en oplichting wordt door de aannemer overgestoken wanneer er sprake is van bewuste misleiding en het bedrieglijk profiteren van het vertrouwen van anderen in hem vanwege zijn hoedanigheid als aannemer.