Bestuurders opgelet bij achterstallige pensioenpremies!
Wanneer een werkgever financieel niet langer in staat is om de aan een bedrijfstakpensioenfonds verschuldigde pensioenpremies af te dragen, dan kan dat onder omstandigheden leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid. Dat wil zeggen dat het pensioenfonds de bestuurder in privé kan aanspreken. Aansprakelijkheid kan worden voorkomen, indien betalingsonmacht tijdig en op de juiste wijze bij het pensioenfonds wordt gemeld. In dit kader heeft de Hoge Raad op 24 november 2017 (uitspraak) een interessant arrest gewezen.
Casus
De bestuurder van Kantrans Logistiek (“Kantrans”) werd voor een bedrag van ruim € 75.000,= in privé aangesproken door het Bedrijfstakpensioenfonds voor het Beroepsvervoer over de Weg (“Bpf”). Het ging om achterstallige pensioenpremies over de jaren 2008 tot en met 2010. Eind 2009 zond Kantrans een brief aan het Bpf waarin het wegens verslechterde marktomstandigheden verzocht om een betalingsregeling. Medio juli 2011 is Kantrans failliet verklaard.
Melding betalingsonmacht
Op grond van artikel 23 Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) geldt dat betalingsonmacht onverwijld aan het Bpf gemeld dient te worden. Tevens geldt een informatieplicht indien het Bpf nadien om nadere inlichtingen vraagt. In het Besluit Meldingsregeling Wet Bpf 2000 (“het Besluit”) zijn de nadere eisen aan een melding van betalingsonmacht opgenomen:
- de melding dient onverwijld (maar uiterlijk binnen 14 kalenderdagen nadat de premie afgedragen had moeten worden) schriftelijk te worden gedaan;
- de melding dient inzicht te geven in de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de pensioenpremies niet betaald kunnen worden.
Wordt de melding niet tijdig en op de juiste wijze gedaan, dan geldt een rechtsvermoeden dat de niet-betaling van de pensioenpremies de bestuurder valt te verwijten. De bestuurder dient in dat geval van zeer goeden huize te komen wil hij dat vermoeden nog kunnen weerleggen.
Afloop
Het Bpf stelde in deze zaak dat de melding van Kantrans niet voldeed aan de eisen van het Besluit. Er werd in de melding namelijk niet met zoveel woorden gesproken over betalingsonmacht, maar er werd slechts om een betalingsregeling verzocht. Daarnaast was een punt van discussie of de melding van Kantrans eind 2009 ook betrekking kon hebben op toekomstig verschuldigde premies.
De Hoge Raad – in lijn met de eerdere conclusie van de Advocaat-Generaal – oordeelt kort gezegd dat het verzoek om een betalingsregeling in samenhang met de verwijzing naar de verslechterde marktomstandigheden, voldoet aan de ratio van de meldingsplicht. De ratio is dat het Bpf op de hoogte raakt van de betalingsproblemen. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat een eenmaal gedane melding in principe ook betrekking heeft op toekomstig verschuldigde premies. Vanwege de verstrekkende consequenties (hoofdelijke aansprakelijkheid) is het niet wenselijk te verlangen dat bij elke nieuwe betalingsverplichting opnieuw melding moet worden gedaan.
De rechtbank en het hof (het hof weliswaar op een andere grondslag) hadden de vordering van het Bpf toegewezen. Met de uitspraak van de Hoge Raad lijkt de bestuurder in kwestie alsnog goed weg te komen. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en heeft de zaak ter verdere behandeling doorverwezen naar een ander hof.
Conclusie
Indien de pensioenpremies wegens betalingsonmacht niet aan het pensioenfonds afgedragen kunnen worden, dan is het van groot belang daar tijdig en op de juiste wijze melding van te doen. Daarmee kan bestuurdersaansprakelijkheid (en daarmee persoonlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid) worden voorkomen.
Deze Nieuwsflits is slechts een algemene weergave van het geldende recht. Het kan op geen enkele wijze als advies in uw specifieke situatie dienen.